costarica_5

COSTA RICA

We kwamen aan in San José met goede schoenen, een overdosis enthousiasme en een voornemen om rustig te starten. Dat voornemen hield exact zes uur stand. Na één dag hoofdstad stonden we alweer klaar om te ontsnappen naar het groen.

De eerste echte stop: Observatory Lodge, vlak bij de imposante Arenal-vulkaan. Wandelen, vogels spotten, wat puffen en turen naar de top terwijl we ons afvroegen of wolken echt zo snel konden groeien. De lodge had uitzicht dat je spontaan doet overwegen om daar een boek te schrijven (of gewoon te blijven wonen). We trokken noordwaarts richting Caño Negro, een moerasgebied waar de natuur fluistert en zo nu en dan een krokodil hoest. Onderweg lunchten we bij een “restaurant” met luchtige definitie van muren… maar een boom vol leguanen die ons aankeek alsof zij op Tripadvisor zaten en ons net één ster gaven voor houding.

Dan op naar het Monteverde Nevelwoud, waar mist, magie en muggen samen een ecologische dans opvoerden. We reisden met kleine busjes, van hotel naar hotel, over wegen die leken ontworpen door een dronken berggeit. Maar hé, alles werkte. En elke rit leverde een nieuw uitzicht, een nieuwe vogel en minstens één gesprek met een chauffeur die óf geheim agent was, óf heel graag meezong met reggaeton.

Vervolgens trokken we westwaarts naar Rincón de la Vieja. De aarde borrelde, damde en rook naar avontuur én rotte eieren (bedankt, zwavel). We gingen paardrijden door bergen en rivieren, waarbij de paarden duidelijk beter wisten hoe diep water werkt dan wij.

En dan, ten slotte, Corcovado National Park. Een plek waar de jungle echt is, snorkelen voelt als glijden door een aquarium, en je op een ochtend iemand hoort roepen: “Ik zie een miereneter!” Niemand weet precies wie het was, maar we geloofden het direct.
Bij terugkeer besloten we plechtig: we moeten nog eens terug. Want de oostkant lonkt. Schildpadden, zee, mangrove… en wie weet een restaurant met papegaaien als bediening.