Menu
We vertrokken met het nobele plan om “rustig de regio te verkennen.” Een paar uur later stonden we al in een bodega met een glas Tempranillo in elke hand, roepend: “Laat die druiven maar komen!” In La Rioja leek zelfs de wind een vleugje wijnaroma mee te dragen. Eén fles kopen? Het werden er zes. Pure cultuur, zeggen we dan maar.
We sliepen in een dorp dat kleiner is dan onze lokale bakkerij, maar waar elke steen verhalen fluisterde. Het ontbijt? Pan con tomate, koffie zo straf dat we ineens Spaans spraken tegen elkaar én de toaster.
Onze reis bracht ons richting het Baskenland. De landschappen werden dramatischer dan een soap-aflevering: bergen, zee, en een taal waar zelfs onze GPS even moest gaan liggen. En daar was San Sebastián — een stad waar pintxos heilig zijn. We gingen voor drie hapjes, maar vijf bars later stonden we trots in een steegje onze zesde ansjovis te analyseren alsof we juryleden waren bij een gastronomisch kampioenschap.
Actief werden we ook, al was het eerder noodlot dan planning. Wandelen in Navarra klonk licht heuvelachtig. Na twintig minuten voelden we ons protagonisten in een episch bergverhaal, compleet met schapen die ons aankeken alsof we te laat waren voor de bergmis.
Terug op het terras, met vermoeide voeten maar een jubelend hart, namen we een slok Rioja en keken naar een zonsondergang die zelfs Instagram stil kreeg. We beseften: dit is geen gewone reis. Dit is een verhaal.