Menu
Sommige kunstenaars bloeien in stilte. Anderen, zoals ikzelf, hebben een opdracht nodig om echt te bruisen. Geef me een kader, een thema, een deadline, en plots begint alles te stromen. Zonder die prikkel blijft het vaak bij lummelen en koffie drinken. Daarom zoek ik het geregeld op: een workshop, een webinar, een masterclass. Niet om te leren hoe het moet, maar om te ontdekken wat er nog kan.
Dit voorjaar viel mijn oog op de masterclass van KISP. Het thema? Contrast. Niet zomaar zwart-wit, maar het spanningsveld tussen alles: licht en donker, ruw en glad, stil en luid, gebalanceerd en wild. Contrast als motor van betekenis.
De masterclass was geen praatbarak, we gingen aan het werk. Opdrachten leidden ons steeds dieper het thema in. We fotografeerden, selecteerden, reflecteerden. In dialoog met anderen ontdekten we onverwachte perspectieven. Je was niet alleen maker, maar ook kijker, en soms zelfs criticus.
Dan kwam het moment van keuze: welke werken vertellen het verhaal? Wat laat je weg? Wat verdient een podium?
Een foto is pas écht af als hij een drager krijgt. Het papier bepaalt de toon, glanzend als jazz, mat als een gedicht. Drukken is al een kunst op zich: contrast komt daar soms pas écht tot leven.
En dan: de tentoonstelling. Formaat kiezen, ordenen, ophangen. Waar kijkt het werk jou aan? Welke lijn loopt door de muur? Je wordt tijdelijk curator van je eigen universum.
Niet zelden dacht ik: “Ik ben nu al bekaf… en we zijn nog maar bij de ophanging.” Maar dan gaat de deur open. Mensen komen kijken, reageren, vragen, twijfelen. En dan weet ik weer waarom ik dit doe.