Menu
Ah, Lissabon — die zonnige stad aan de Taag waar je camera niet weet waar eerst te kijken en je buik voortdurend roept: “Nóg een pastéis de nata, alsjeblieft!”
Begin je ontdekkingstocht bovenop het kasteel van São Jorge, waar je uitkijkt over de stad als een middeleeuwse koning — alleen dan zonder kroon, maar hopelijk met zonnebril. Van daar wandel je zo Alfama in, een wijk die voelt als een tijdreis met flarden fado-muziek, wapperende waslijnen en katten die zich niets aantrekken van je fotogenieke intenties.
Vergeet ook de statige Belem-toren niet, die ooit de zee in de gaten hield maar nu vooral toeristen lokt met zijn sierlijke stenen. Het is de selfieplek bij uitstek, zolang je geen zeemeeuw op je hoofd krijgt.
En ja hoor: de tram 28. Lissabon’s versie van een achtbaan op rails. Houten banken, piepende bochten, en uitzicht waar zelfs de meest cynische reiziger stil van wordt. Probeer wel niet te glimlachen met open mond tijdens het rijden, tenzij je iets hebt met insecten.
Laat je smaakpapillen los op gegrilde sardines, dampende visstoofpotjes en natuurlijk die iconische roomtaartjes die kraken onder je vork — en ja, nog eentje kan echt geen kwaad.
Duik vervolgens de gotiek in bij de kathedraal van Lissabon en eindig je dag in het Eduardo VII-park, waar fonteinen spetteren en de stad zich rustig voor je uitstrekt als een ansichtkaart.
Kortom, Lissabon is geen stad die je bezoekt — het is een stad die je omarmt, een beetje door elkaar rammelt, en je achterlaat met een volle geheugenkaart en een lichte obsessie voor gebak.